Lesje in nederigheid

11 juni 2019

Door natuurspotter Jan van Ginkel

Aan de achterkant van onze kapschuur, onder de overstek en gericht op het oosten, hebben wij een verzameling haardhout. Het hout is afkomstig van onderhoud van bomen en struiken op het erf en ligt er al zeker twee jaar. Voor de tas strekt zich een kleine weide uit waarin boterbloem en streepzaad een ferme gele toets verzorgen. Het knoopkruid staat op punt van bloeien terwijl de grassen, waaronder vossenstaart en reukgras, uitbloeien. De massaal aanwezige bloeiwijze van de smalle weegbree is al bruin. De laatste weken ben ik gaan letten op de insecten die zich met de houttas bemoeien. Er is opnieuw een wereld voor mij open gegaan. Een wereld die bescheiden maakt, om niet te zeggen nederig.

Zo veel soorten kleine insecten, zo moeilijk om op naam te brengen (althans voor mij); wat een variatie in uiterlijk en gedrag. Ik ben na enig zoeken gestopt met de determinatie. Het werken met binokkel of loep is nu aan mij niet besteed. Ik word er duizelig en kriebelig van en ben, met alle soorten van genoegen, tevreden met een duiding op familieniveau. Dit geldt trouwens ook voor het genoemde streepzaad, de boterbloem en de vossenstaart. Veel ondefinieerbare beestjes waren bezig met de gangen die de larven van de kleine wespenbok op de kopse kant in het hout hebben geknaagd. Daar ik deze boktor zelf aantrof en deze een met het blote oog duidelijk onderscheidende tekening op zijn lijf heeft, kan ik hiervan de volledige naam noemen. Een hele opluchting.

Goud-, halm- , sluip-, graafwespen en bijen

Wat een variatie, om je klein bij te voelen. Terwijl ik mij verbaas over de stapeltjes stuifmeel en houtknaagsel en de insectjes af- en aanvliegen, gaan mijn gedachten op de loop naar politiek en beleid in Drenthe. Dat is eigenlijk jammer, want hoewel ik de positieve ontwikkelingen wil benadrukken, sluipen er telkens negatieve grootheden door mijn hoofd. Zet zo’n goudwesp eens af tegen het bureau van het Recreatieschap Drenthe in China… Dan beweren lieden met droge ogen dat zij de Chinezen zullen opvoeden om Giethoornse toestanden te voorkomen; wat een hoogmoed. Lees in de krant dat de journalist (Bernd Otter, Dagblad van het Noorden) schrijft: ‘Het mooie Drentse landschap dat nu vooral toeristen trekt, is voor een heel groot deel gemaakt tijdens de ruilverkavelingen.’  Ongelooflijk, een gotspe, die maakbaarheidsgedachte. Voor hetzelfde geldt, maak je hard dat delen van Drenthe nog zo mooi zijn doordat ze aan de ruilverkaveling zijn ontsnapt. Nee, dan maar terug naar de wespjes.

Draagvlak en handhaving                                                                                                                                    

Het volgende insect is van de firma Stuifmeeltransporteurs. Dit stuifmeel wordt verzameld uit de bloemen van streepzaad. Het bijtje(?) vliegt naar de houtstapel en legt er een voorraadje van aan waarbij nogal wat pollen verloren gaan. Ik denk dat hij het spul wil stoppen in een (oude?) gang van de boktor. Het stuifmeel dient als voedsel voor de larven die uit de in het gaatje gelegde eitjes komen. Dit beestje is een dankbare bewoner van de zogenaamde insectenhotels die in allerlei formaten en samenstelling opdoemen in het landschap en op de erven. Die hotels dragen bij aan het draagvlak dat nodig wordt geacht om de teloorgang van de insectenstand een halt toe te roepen. Helaas is vergroting van het draagvlak tot nu toe onvoldoende gebleken. Naast de mooie ontwikkelingen, zoals bloeiende bermen en nestkasten voor de bestrijding van plagen (koolmees versus processierups), keert de gemeentelijke overheid zich om als kilometers berm worden beheerd alsof die behoren bij het gazon op het aanpalende erf. Dankzij onze moderne maaimachines kunnen we op onze kont urenlang de berm mishandelen. Zeker een vorm van contemplatie… Als er al bermbeleid is, wordt dat niet gecommuniceerd met dit soort netheidsfanaten en kijkt men weg. Want handhaving van de wetten voor het beheer van de openbare ruimte is niet doenlijk, zeggen de betrokken medewerkers van de gemeente Midden-Drenthe. En dus heeft het geen zin om beleid uit te dragen, tja… Heel Drenthe zoemt… behalve in dit soort bermen. Het is tekenend dat ik heb gelezen dat ook op Europees niveau de ecologische doelen niet worden gehaald, mede door gebrek aan handhaving. Als educatieveling zou ik het liever anders zien, maar voor mij is het duidelijk dat draagvlak creëren op spontane basis ten enenmale onvoldoende is om het tij te keren.

Meer insecten dan vorig jaar?

Ik ben niet zo van het tellen, maar weet dat het verrekte belangrijk is om de ontwikkelingen in de natuur te onderzoeken en te duiden. Wat mij wel opvalt, is dat de wetenschappelijke bevindingen maar al te makkelijk terzijde worden geschoven of gehanteerd al naar gelang het de betrokkene uitkomt. Ik leef echter met de gedachte dat weten = meer dan meten. Er is ook zoiets als emotionele natuur en het belang daarvan wordt meestal meewarig terzijde geschoven. Ik kan zeggen dat ik veel meer insecten en meer soorten op mijn erf zie dan vorig jaar. Deels is dat een gevoelsmatig ondersteunde waarneming, deels is het een waarneming die verifieerbaar is. Hoe dan ook, het maakt geen donder uit, want de landbouw in mijn omgeving gaat zijn eigen anti-ecologische gang. Ik ben emotioneel betrokken bij de natuur en heb daarom steeds minder begrip voor mensen en instanties die van de negatieve gevolgen van hun handelingen wegkijken. Na ons de zondvloed.

Drie nieuwe soorten

Wat een feest! Dit jaar vangen wij de grootste verdroging van de tuin op met slootwater. We zien dat de grotere vochtigheid de bloei, en daarmee de hoeveelheden beschikbare nectar en stuifmeel, ten goede komt. Tot mijn grote plezier kon ik dit jaar drie nieuwe soorten libellen verwelkomen. Geen grote zeldzaamheden. Net als voor de dagvlinders geldt dat de tuin en de weide daarvoor niet schraal genoeg zijn. Er valt na 35 jaar met de natuur meewerken zo veel te beleven, dat ik de onhaalbare verschraling maar uit mijn hoofd heb gezet. De moeite van het vooral nietsdoen (schoffelen is al jaren uit den boze) heeft geleid tot een soortenrijk erf waarin naast tuinplanten veel wilde soorten aanwezig zijn. Onder meer de zwarte rapunzel, knollathyrus en twee soorten inheemse sleutelbloem vinden op steeds meer plaatsen spontaan een plekje. Terug naar de libellen. Hun fraaie voorkomen stemt mij opnieuw nederig.

 

PS: Ik kan er wat betreft soort- en familienamen best naast zitten. Excuses daarvoor, en ik ben in voor verbeteringen en aanvullingen. Van onderstaand landkaartje ben ik echter zeker.