De onweerstaanbare en fascinerende mol

15 juli 2017

Mol. (foto Hillebrand Breuker)

Heeft een mol ook nut?’ Ik moet eerlijk zeggen dat ik wat uit het veld geslagen was toen ik deze wat suggestieve vraag voor het eerst kreeg. Het zal een jaar of 20 geleden zijn bij een lezing over zoogdieren voor een groep IVN-natuurgidsen in opleiding. De vraag kwam weer bij me boven toen ik deze week twee puntgave mollen en een rosse woelmuis vond waarvan de doodsoorzaak me nu nog een raadsel is. Ik neem daardoor maar even de vrijheid voor een lofzang op de fascinerende mol.

Ik weet nog dat ik  bij de lezing alles uit de kast haalde om de mooie en interessante kanten van de mol te belichten. Dat ze veel ‘schadelijke’ insecten eten zoals emelten, engerlingen en ritnaalden. En ik probeerde dus vooral te laten zien dat het buitengewoon fascinerende dieren zijn. Bijvoorbeeld dat ze nogal lenig zijn en al koppeltje duikelend door hun zelf gegraven gangen sjezen.

Vermoedelijk kraamnest van een mol in een elzenbos.

Ander bijzonder fenomeen: ze kunnen in één uur tijd 12 tot 15 kg grond verzetten met hun schepvormige graafhanden. Een mol weegt gemiddeld 100 gram. Als je dat omrekent naar een mens van 80 kg zou hij of zij in een uur tijd 9600 kg aarde moeten verwerken met zijn blote handen. Mollen hebben bovendien de longen van een topsporter en ze hebben twee keer zoveel hemoglobine in hun bloed dan mensen waardoor ze veel efficiënter met de schaars aanwezige zuurstof om kunnen gaan.

Bosbewoner

De mol kwam oorspronkelijk vooral voor in bossen. De humeuze rulle grond in oude bossen is ideeal voor mollen om een ondergronds gangenstelslel te graven en bovendien miegelt het daar van de prooidieren. De mens heeft in de afgelopen vijfduizend jaar echter dat oorspronkelijke leefgebied veelal omgevormd voor het bouwen van dorpen en steden of als landbouwgrond. Onze huidige bossen staan over het algemeen op nogal zure bodems die daardoor juist weer arm zijn aan bodemleven en voor mollen dus minder geschikt.

Molshopen in een natuurgraslandje.

De mol is in wezen de mens gewoon gevolgd en heeft zich prima aangepast aan de manier waarop wij het landschap hebben veranderd. Hij ontdekte dat het in graslanden, akkers en allerlei andere cultuurgronden,  met een beetje rulle bodem en liefst niet te nat, goed toeven is. En dat is niet altijd tot ons genoegen, dat snap ik ook wel. Maar toch wil ik pleiten om mollen zoveel mogelijk met rust te laten.

De suggestie die in de vraag uit het begin van dit stukje besloten ligt om dieren die in onze ogen geen nut hebben voor het gemak maar uit te roeien, vind ik dan ook wat ver gaan. Als alles waar waar wij niet direct nut aan beleven wel mag verdwijnen, wordt het een saaie boel wat mij betreft. Het zou bovendien nogal jammer zijn voor al die dieren die aan een mol weer een stevige hap hebben. Denk aan blauwe reiger, buizerd en vos. Een mol levert hen ongeveer net zoveel energie op als 3 tot 4 muizen.

Kortom, het zijn gewilde prooien, maar bovenal fabelachtig mooie wezens waarvan we zoveel nog niet weten. En dat terwijl we bij het ontwerpen van allerlei grondverzetmachines al veel van het bestuderen van mollen hebben geleerd.

Raadselachtig stilleven van twee mollen en rosse woelmuis.