Bijzonder gewoon & gewoon bijzonder

1 april 2019

Jan van Ginkel – De natuur is constant aan verandering onderhevig, een open deur die ik soms een extra trap geef, omdat wij zo graag willen behouden en beschermen. Om nog even op deze toer door te gaan: ook voor dat de mensheid zijn stempel bovenmatig op natuur & milieu drukte was die verandering al miljoenen jaren gaande, met als motoren de revoluties (rampen en uitstervingen) en evolutie (toeval en selectie van de best aangepaste levensvormen). Het verhaal is ons in grote lijnen bekend, tenminste dat denken we. Toch komen we altijd weer onverwachte ontwikkelingen tegen en reageert ‘natuur’ nogal eens anders op onze ingrepen dan we wensen. Mijns inziens is de beste ‘natuurbouw’ dan ook dat de beheerders zaken als reliëf, bodem en (grond)water zo zuiver mogelijk zien te krijgen en dan flora en fauna alle ruimte en tijd geven om zich spontaan te ontwikkelen. ‘Dat kan niet’, roept u nu, ‘vanwege verzuring, vermesting, versnippering, verontrusting, vertrutting, verstening en nog veel meer ver-s’. Wat blijkt de natuur dan toch een veerkracht te hebben, juist in het gewone dat soms bijzonder is.     

Sfeer of veer                                                                                                                                              

Om veranderingen te zien, kan ik dicht bij huis blijven. Waar eerder de Blauwe reiger de dienst uitmaakte, zie ik, vooral ’s winters, in toenemende mate Grote zilverreigers. Het zal eind jaren negentig zijn geweest dat een kennis opgewonden het Veldstudiecentrum binnenstormde met het bericht dat er ten oosten van Orvelte een grote witte vogel zat, ‘waarschijnlijk ontsnapt uit de dierentuin’. Dat werd alle hens aan dek, zeker om een mooie foto te maken. Toen wilde ik nog dat je op zo’n foto elk veertje zou kunnen tellen, nu ben ik geëvolueerd tot het maken van vooral sfeerplaatjes. Ook al omdat ik niet de apparatuur en het zitvlees heb om elk detail van de vogels vast te leggen. Volgens de Vogelatlas van Nederland, een kolossale pil die eind vorig jaar verscheen, is de komst van de witte reiger-uit-het-oosten te danken aan: ‘een verbeterd voedselaanbod, betere bescherming en klimaatopwarming’. Helemaal overzien doe ik zulke grootheden nooit. Dat een soort als de Grote zilverreiger zich snel kan aanpassen kwam naar voren in de veldmuizenrijke jaren 2014/2015. In die winter verdubbelde de hoeveelheid gasten op een aantal slaapplaatsen.

Markante jager                                                                                                                                                       

Altijd weer een leuke verschijning, een torenvalk op de uitkijk. Het zij op een vaste post of wiekelend in de lucht. Een dergelijke waarneming dreigt echter van gewoon bijzonder te worden. Dat zo’n opdondertje fel kan zijn zag ik deze winter in de Paesumerlanden (buitendijks land bij Paesens-Moddergat). Daar verjoeg een scheldend vrouwtje een velduil die haar jachtgebied doorkruiste. Ook de Torenvalk heeft geprofiteerd van de bovengenoemde opvallende rijkdom aan muizen. In dezelfde mate als dat de boeren klaagden over hun geruïneerde grasland (was het achteraf gezien werkelijk zo erg?). De profiterende vogels betrof het winterbestand, want als broedvogel heeft het valkje een sterke afname laten zien, tot 75%. En gek, dat lijkt onder meer samen te hangen met de afname van eksters en kraaien op het agrarisch-geïndustrialiseerde platteland. Waar nestkasten ontbreken, moeten de tv-tjes het namelijk hebben van oude door deze bouwers verlaten nesten. Ik tref op mijn fietstochten rond Orvelte nog steeds torenvalken in het broedseizoen. Toch is het ieder jaar spannend of de territoria weer worden bezet. Wat een feest is het dan als je onverwacht op een nestkast met vier jongen stuit. Deze kast staat echter op de punt van Reide, vlak bij het akkerbouwgebied waar veel dieren profiteren van de aanpassingen in het landschap t.b.v. de biodiversiteit. De Grauwe kiekendief fungeert hier als aanjager.

Eekbeestenfeest

Op ons erf zorgen vanaf najaar 2017 enkele eekhoorns voor dagelijks vermaak. En voor puzzeltjes, want het is verdraaide moeilijk om de pluimstaarten de seizoenen door individueel te herkennen. Een eekhoorn verhaart twee maal per jaar waarbij hij een deel van de zomer ook nog eens zijn oorpluimen verliest. Is de pels nat of droog, zit hij in de zon of schaduw, telkens lijken de kleuren anders. Maar met wat geduld lukt de personificatie en zie ik hoe de Rooie, de Zwarte en de Grijze roodstaart elkaar het leven zuur of aangenaam maken. Wat een snelheid en wat een sprongen en capriolen. Als stijve hark ben ik daar stik jaloers op. De komst van de eerste eekhoorn in 2017 was een ware verrassing. Ooit had er één onze tuin bezocht, maar die lag enkele dagen later dood aan de straat en staat nu opgezet te wezen. Zeker tien jaar lang zag ik af en toe een eekhoorn in de bossen en ook in het dorp kwam een enkeling voor. Wat er veranderd is, weet ik niet maar afgelopen najaar leek het wel een invasie. Toen onze walnoten rijpten, kwamen er soms wel acht af op de buit. Al lezend kwam ik erachter dat eekhoorns een soort lemmingcyclus hebben. De populatie groeit totdat er een ziekte uitbreekt (een soort pokken of lepra). Die ziekte wordt een epidemie doordat de dieren dicht bij elkaar leven. De stand neemt vervolgens drastisch af en kan zich pas na jaren weer herstellen. Bij dat herstel migreren de dieren naar nieuwe gebieden. Helaas zag ik bij ‘mijn’ eekhoorns ook ziekteverschijnselen, maar zij herstelden daarvan. Hoe de populatie zich op den duur zal ontwikkelen, zal mij benieuwen. Hoe dan ook, ik beschouw hun aanwezigheid nu als gewoon terwijl ik die eerst bijzonder vond. Het gedrag blijft echter boeien, dus zo blasé ben ik nog niet.

 

Drie eekhoorns spelen
tikkertje hebben niet door
hoe graag ik mee doe
hun spelen verraadt spanning
ik raap gelaten noten

Gouwe stinkerd             

Ondanks de warme februaridagen zal de bloei van de Stinkende gouwe nog wel even op zich laten wachten, maar de fraaie blaadjes laten zich al wel zien. Zijn Latijnse naam (Chelidonium majus) komt van het Griekse Chelidon (zwaluw) en vormt de link tussen de bloei van de plant en de komst van de zwaluwen. Je komt dit ‘wrattenkruid’ het meeste tegen in woonkernen en op wat vochtiger met struiken begroeide gronden. In de flora’s staat de plant bekend als cultuurbegeleider. De Vroome c.s. noemen hem in Drentse boerenerven en tuinen passend voor de wat ruigere tuin en geschikt voor verwildering. Nou, verwilderen doet dit meerjarig kruid. Dankzij de grote zaadproductie komt je hem, eenmaal aanwezig, op heel veel plaatsen tegen. Uit een afgebroken stengel komt geeloranje sap. Gewaarschuwd wordt tegen inwendig gebruik daarvan, ook al werkt het pijnstillend. Wratten verdwijnen bij langdurig aanstippen met dit gouwe goedje. Zo’n gewone plant, ik vind hem niet opvallend stinken, heeft een bijzondere en lange cultuurgeschiedenis. Zo zouden de eerste exemplaren zijn gegroeid uit het spuug van de door God vervloekte slang. U bent gewaarschuwd.

Keiharde liefde

De tweede foto is een lekker voorjaarsplaatje, genomen op de grens van mijn grasveldje (veel mos, Speenkruid, Pinksterbloem en oprukkende Blauwe druifjes) en de tip die ik sinds kort liefkozend mijn tiny wood noem. In het bosje zit de klimop tjokvol rijpe bessen waaraan merels en houtduiven zich te goed doen. Zoals elk jaar zijn de houtduiven er vroeg bij wat betreft hun voortplanting. De foto laat de paring zien t.b.v. het tweede legsel. De doffer heeft zich al weken agressief gedragen naar andere duiven. Wilde achtervolgingen vonden plaats en soms stoven de veren in het rond. De duif, symbool van de vrede, kan fors uit de hoek komen.

Actie: is gewoon goed genoeg?

Door mijn gezondheid gedwongen, ben ik veel aan huis en erf gebonden. Daarop en in de direct omgeving speelt zich heel veel interessants af. Van dat fraais heb ik wat willen laten zien. Ik worstel al genietend wel met de vraag of ‘gewoon goed genoeg is’. Goed genoeg in die zin dat wat ik waarneem voldoende bijdraagt aan mogelijk herstel (sic) van ecosystemen rond Orvelte. Mijn actiepunt is dan ook: Wat kan ik meer doen om de biodiversiteit van het gewone te vergroten? Komt dan het bijzondere vanzelf?