De hei vol huisdieren

19 januari 2021

Door Natuurspotter Jan van Ginkel

Natuurlijk is met een heideveld vol huisdieren niets nieuws onder de zon. De wit gewolde kudde is immers van alle – historische – tijden. Zonder schapen is de heide ondenkbaar, al is het de vraag of we daarom de heide als boerenland moeten beschouwen en als zodanig blijvend kunnen beheren. Men heeft heel wat gestoeid over natuur- versus cultuurlandschap en de vondst van de tussenterm half natuurlijk landschap heeft de discussie niet doen verstommen. De vraag stellen is van belang voor de geschiedenis en het onderhoud van de terreinen, maar is ontaard in een richtingenstrijd in het natuurbeheer. Mij is één ding glashelder: definiëring van landschappen met de daarmee gepaard gaande scherpe scheiding tussen de verschillende grondgebruikseenheden landbouw, bosbouw, infrastructuur, stedenbouw en, vooruit, natuur leidt tot onzalige verarming van die laatste.

Ouderwetse runderen op het Mantingerzand


Heidesnikken
Koeien worden sedert duizenden jaren gehouden voor hun huiden, vlees en natuurlijk voor de melk. Kleine rassen met namen als ‘blauwen’, ‘ bonten’ en ‘witrikken’ bevolkten de heide en in de loop der tijd steeds meer de graslanden aan de beek. In het gemengde bedrijf op de Drentse zandgronden stond de veeteelt eeuwenlang ten dienste van de akkerbouw; het draaide vooral om de mest. Van de middeleeuwen tot in de 20e eeuw vonden de zogenaamde heidesnikken of heidebiessies voldoende voedsel op de heidevelden, maar het was voor de dieren geen vetpot.
Deze runderen waren in vergelijking met de moderne rassen dan ook klein. Heidesnikken staan laag op de stevige poten en hebben een dikke buik. Zowel rood- als zwartbont komt voor en ook een vaalgrijze kleurslag hoort in dit gezelschap thuis. De heidekoeien zijn in de loop van de vorige eeuw uit Drenthe – en heel Nederland – verdwenen. Ze bleken economisch niet meer interessant. Met behulp van koeien uit Jutland (deze lijken nog het meest op de oude heidesnik) wil men weer een heidekoetje fokken. In dit fokprogramma is plaats ingeruimd voor kleine, kansloze Nederlandse koeien. Wie weet wat er uit de genen nog tevoorschijn komt.

Heidesnikken bij Zeegse

Oude runderrassen in het beekdal van de Orvelterstroom (plm. 1985)

Dieren als machines
Door selectieve fok zien we vandaag de dag vooral turbokoeien en stieren de stal en soms de wei bevolken. Een schonkig deel geeft onvoorstelbare hoeveelheden melk, weer andere hebben omwille van zo veel mogelijk biefstuk zulke dikke billen dat een kalf alleen met de keizersnede ter wereld kan komen. De Keuringsdienst van Waarde ging de 14e januari in op de natuurlijke en ethische aspecten van de fok van dit soort dieren. Een week eerder ging het over zeugen, tepels en biggen. Het moderne varken wordt gefokt op aantal tepels en daarmee op de lengte van rug en buik. De beste zeugen hebben in vergelijking met hun voorouders een paar ribben meer en kunnen tot ruim 20 biggen werpen en voeden. Ik heb in beide programma’s met verbazing geluisterd naar de veetelers en hun visie dat de natúúr deze in feite genetische modificatie mogelijk maakt en dat je daarom zonder bezwaren mee kunt gaan met verdere intensivering van het gebruik van het dier.

Bosbeesten
Niet alleen de heide, maar ook het bos en de weiden worden gevarieerder door begrazing met rundvee. De monotone opslag van bomen wordt doorbroken. De grote dieren maken open plekken op droge zandige plaatsen en nemen daar een zandbad tegen lastige parasieten op de huid. Schapen, runderen en ook paarden hebben elk hun eigen voedselvoorkeur en graasgedrag. Het inzetten van combinaties van deze landbouwhuisdieren bevordert de afwisseling in de vegetatie.

Galloways

Daar staat een koe en bij haar ligt een pas geboren kalf. Een idyllisch plaatje, ik wil dat graag vastleggen. Er staan echter wat struikjes en bomen in de weg en het is vrij donker voor het gebruik van de telelens. Durf ik dichterbij te komen? Je hoort altijd dat deze koeien rustig zijn, maar hoe zit het met het moederinstinct? Het dier heeft zich voor het kalven afgezonderd, dat is natuurlijk gedrag. De koe bulkt zachtjes binnensmonds, binnenbeks klinkt zo gek. Ik voel geen agressie en weet prenten te maken waarop ook ogen zijn te zien. Daar hecht ik waarde aan: zonder ogen geen boeiende foto! De koe houdt zich rustig en ik maak het niet te lang.

Galloways worden in natuurgebieden ingezet als grote grazers. De Galloway is een horenloos, meestal zwart behaard rund dat oorspronkelijk uit het zuidwesten van Schotland komt. Ze hebben weinig zorg nodig. Het ras is kortbenig en heeft een ruig haarkleed, dat hem ’s winters in staat stelt buiten te blijven grazen en zelfs tijdens strenge kou te overleven.

Galloways op de winterse Laar in Hart van Drenthe

Het haar van de Galloway is lang en krullerig. Als de stieren bronstig zijn schrapen zij met hun voorpoten ondiepe kuilen uit, om te imponeren en concurrenten uit te dagen. Zo’n hitsige macho brult het uit, een ver dragend geloei dat mij kippenvel bezorgt en een oergevoel, wat dat dan ook maar mag zijn, oproept.

 

Jonge Hooglandstiertjes op het wandelpad over het Orvelterzand

Schotse Hooglanders
De Schotse Hooglander is, net als de Galloway een gehard rund dat eveneens zijn oorsprong vindt in Schotland. Hun rol als natuurbeheerder vervullen deze runderen sinds het midden van de jaren tachtig. Toen werden de eerste Hooglanders naar Drenthe gehaald en ingezet om de heide open en structuurrijk te houden. Ze gaan de vergrassing en bosvorming tegen door gras en jonge boompjes op te eten. Op Nature today las ik dat de grazende Hooglanders in de winter ook bramenblad verorberen… Extra voedsel hebben ze nauwelijks (!) nodig en ze hebben verder ook weinig (!) zorg nodig. Ze zijn ‘oer’ van binnen en van buiten. Hun karakter is vriendelijk, maar als je ze dwars zit, laten ze niet over zich heen lopen. Hun horens en ruige vacht imponeren. Ik zie nogal eens fietsers die aarzelend stilstaan als er een kudde op of direct naast het fietspad staat. De mensen zijn terecht voorzichtig, zeker als hun zenuwachtige hond de aandacht trekt.

Hooglanders in het dal van de Geeserstroom, er gaat geen zee te hoog

In de promotie van Drenthe zijn de hunebedden niet weg te denken, maar foto’s van Hooglanders trekken even zo veel aandacht. Nog even en deze runderen zijn niet meer weg te denken uit Drenthe’s natuur. Ach, uiteindelijk is het Drentse heideschaap ooit begonnen in Mesopotamië.

Bizons in Polen en onze duinen
Wie nadenkt over runderen en hun effect op de natuur komt vroeg of laat uit bij de bizon. De bizon is in Europa immers de enige grote ‘koe’ die soortzuiver uit de prehistorie tot ons is gekomen.

Stier in Biaowieza op openbare weg bij verlaten omgaasde akker

Ik heb genoten van de beroemde bizons in het Oost-Poolse Bialowieza. Heel rustige kolossale stieren trekken in kleine groepjes rond en laten zich, het is bijna flauw, erg makkelijk benaderen. In tegenstelling tot een kudde van bizonkoeien en kalveren. Schuw tot en met, bij het geringste onraad op de vlucht slaand en letterlijk door het bos daverend. Spektakel dat met ontzag vervult. Het wilde van de bizon in Bielowieza is betrekkelijk gebleken. Niet alleen door het gedrag van de enorme stieren, maar doordat er in en rond de bossen honderden hooischuurtjes in de vorm van ruiven staan waarvan de dieren dankbaar gebruik maken. Met deze bijvoedering hoopt men de bizons bij winterdag uit de dorpen te houden.

Op onderstaande foto zien we de bizons van het Kraansvlak gezamenlijk optrekken. We hadden de dieren een poosje geobserveerd terwijl ze rustig lagen en wat heen en weer drentelden. Totdat, alsof er een signaal klonk, de groep zich formeerde en aanvankelijk in een laag tempo de duinvallei doortrok. Plotseling versnelde de kudde haar tempo en als in een stampede verdween zij over de duinrand. Toen hoorden wij het gerammel van brokjes in de voeremmer. Op het duin geklommen zagen we enkele mensen tussen de dieren, waarschijnlijk voor inspectie.

Bizons in het Kraansvlak bij Zandvoort


Terug naar de oeros?

Vanaf de nieuwe steentijd, te beginnen in het Nabije Oosten, zo’n 12.000 jaar geleden, heeft de mens veel verschillende soorten runderen gefokt. Door de fokkerij van wild rund tot landbouwhuisdier zijn de voor de mens gunstige eigenschappen versterkt: de koe werd kleiner en handzaam in de omgang en gaf meer melk. Nu zijn de melkkoeien weer groot, maar mij lijken ze wel smalletjes toe. In de jaren twintig en dertig probeerden de Duitse gebroeders Heck een runderras te fokken met dezelfde eigenschappen als de uitgestorven wilde voorouders. Het naar hen genoemde heckrund vertoont wilde eigenschappen, maar het is tot op heden niet gelukt om alle kenmerken van het oerrund terug te krijgen. Tegenwoordig worden ook heckrunderen ingeschakeld in de begrazing van natuurgebieden. In tegenstelling tot bijvoorbeeld Schotse Hooglanders verdragen heckrunderen geen wandelaars in hun omgeving. In Nederland grazen heckrunderen in de Oostvaardersplassen en werkt het bureau Ecoplan (in Rhee) met dit fraaie ras.

Heckrunderen in een weide bij Rhee


Runderen in de reservaten

In mijn visie is begrazing een mix van natuur en cultuur waarbij onze natuur toch al cultuur is en onze cultuur nog voldoende natuur in zich heeft om de landschappen te laten herleven. Laten we stoppen met de schijntegenstelling tussen en opdeling van natuur en onnatuur. Het is een vruchteloos gebleken theoretische discussie die de aandacht afleidt van de werkelijke vraagstukken. Het is van harte te hopen dat een nieuwe regering kiest voor nationale regie op het gebied van de ruimtelijke ordening en daarbij een integrale benadering van natuur en cultuur voorstaat. Dan ontstaan er echte kringlopen.

Om nog even terug te denken naar welke koe gaat uw hart uit?

Deze blog is een bewerking van ‘Rundvee / Koeien in het natuurbeheer, uit Snuustern in Drenthe’s natuur en cultuur’. Uitg. Het Drentse Boek, Beilen 2020