De ringmus en de mestsilo

21 september 2020

De ringmus en de mestsilo

Door Natuurspotter Bert Dijkstra

De Ringmus prijkt samen met onder andere de kauw, spreeuw, witte kwikstaart en zwarte roodstaart op een lijst van vogels die we steeds minder in bebouwd gebied zien. Nog meer dan andere soorten is de ringmus gebonden aan gebouwen in agrarische gebieden. Vooral kleinschalige agrarische gebieden met akkers hebben een voorkeur. Als echte zaadeters hebben ze baat bij de aanwezigheid van graanstoppelvelden en akkeronkruiden die normaal gesproken in dergelijke landschappen te vinden zijn. Een gebied waar de soort zich thuis zou kunnen voelen is het Drentsche Aa-gebied, maar dat valt in de praktijk tegen. Je moet bijna moeite doen om ze er tijdens de broedvogeltellingen uit te persen. Gek genoeg zijn ze buiten het broedseizoen wat gemakkelijker te spotten bij mestsilo’s, plekken die laten zien waar het in belangrijke mate aan schort.

Zoeklamp

Sinds een jaar of vijf telt de Telgroep Drentsche Aa naast natuurgebieden ook agrarische gebieden, delen van dorpen inbegrepen. Zelf tel ik rond Deurze, Nijlande, Loon en Taarlo, de laatstgenoemde dorpen deels. Aan huismussen geen gebrek, alle vier dorpen/dorpsdelen opgeteld zo rond de 150 paartjes. Maar de ringmussen? Een kleine 20, met de zoeklamp! Deze verhouding ligt veel schever dan je op basis van de recente Drentse populatieschattingen zou verwachten: huismus 30.000-38.000, ringmus 5500-11.000. Kennelijk is het kleinschalige esdorpenlandschap in Nationale Park niet bijzonder in trek bij deze ooit talrijke mus. Maar helemaal verwonderlijk is dat niet, want sinds 1990 is de landelijke broedpopulatie gehalveerd. De ringmus weet wel wat eieren leggen betekent. Ze produceren zeker 2 tot 3 legsels per jaar. Uit onderzoek blijkt dat het broedsucces van de ringmus op landelijke schaal vrij stabiel is. Blijkbaar kruipen er wel voldoende jongen uit het ei en vliegen ze ook uit. Echter, als in juli/augustus de meeste jongen zijn uitgevlogen, trekken ringmussen er in groepen op uit om op zoek te gaan naar voedsel in de agrarische gebieden rond de dorpen. Vermoedelijk doet zich hier het grootste probleem voor: voedselschaarste en gebrek aan dekking. Onkruidzaden en granen zijn steeds minder te vinden in ons landschap, evenals plekken als struweel en overhoeken waar ze in kunnen vluchten bij gevaar. Hierdoor wordt het voor jongen moeilijker om de winter te overleven. Systematische wintertellingen sinds 1980 in Drenthe weerspiegelen de neerwaartse lijn het beste.

Ongewenste krakers

Enkele jaren geleden was ik al dolblij dat ik in Deurze een zingend exemplaar aantrof bij een nestkast. Veel andere nestkasten bleken bezet door de huismus, die inmiddels numeriek de ringmus ver de baas zijn. Zo’n dertig jaar geleden, toen ik met vogelwerkgroep Ravenswoud e.o. zo’n 150 nestkasten mee hielp te controleren, was de Ringmus plaatselijk gewoon een “plaag”. Mezen, waar de kasten vooral voor werden opgehangen, kwamen en gewoon niet aan te pas. In 1990 hielden ze als “ongewenste krakers” ruim een kwart van de kasten bezet, vooral in het dorp en op de overgang naar het buitengebied. In de loop der jaren daalde de bezetting echter wel. Bij controles kon je beneden aan de boom vaak al zien hoe laat het was. De ringmus bouwt de kast namelijk tot bovenin vol met sprieten en veren die al via het vlieggat zichtbaar zijn. Zeker ter hoogte van wat rommelige erven waar ook nog eens kippen (= voer) werden gehouden was het altijd raak. Het erf bij Deurze voldeed als één van de weinige aan dit signalement.

Een ringmus bij een nestkast in Deurze, 2016.

De mestsilo

Een plek waar je regelmatig ringmussen aan kan treffen is te vinden midden op de es van Loon. De silo is omgeven door en hekwerk en aan de voet van het hekwerk, maar vooral daarachter groeien volop ruigten, “onkruiden” en enkele struiken. Voer voor de ringmus dus, maar ook voldoende dekking om weg te duiken voor eventueel opduikende sperwers. Als zitpost gebruiken ze prikkeldraden in het bovenste deel van het hekwerk. Dit plaatje is op veel meer plekken in akkerrijke gebieden in Drenthe aan te treffen. Groepjes tot 20 vogels kun je hier zomaar aantreffen, zeker in de nazomer, vroege herfst en winter. De mestsilo zelf staat symbool voor de hoogproductieve teelten die vandaag de dag op akkers plaatsvinden en het voedselprobleem. Dit zijn hoofzakelijk bieten, aardappelen, mais maar ook in toenemende mate uien en lelies. Gewassen waar akkeronkruiden weinig ruimte geboden wordt. Gewassen op grote percelen, zonder struweeltjes en overhoekjes aan de randen waar de mussen dekking kunnen zoeken. Gelukkig is er nog gerst, een gewas met een laag saldo, en in wisselteelt om andere gewassen naar hogere opbrengsten moet helpen. In 2020 nam het areaal gerst nog geen 20% van de totale oppervlakte van de es in beslag, in 2019 zelfs nog minder. De gerstakkers worden wel efficiënt geoogst, waardoor er weinig korrels gemorst worden waar de mussen een graantje van mee kunnen pikken. Tegen deze achtergrond zijn de mestsilo toch wel een beetje te beschouwen als een laatste strohalm voor ringmussen. De kleine groepjes turen vanaf het prikkeldraad naar de omgeving, in afwachting op betere tijden met granen en vooral veel onkruiden.

Een ringmus in z’n element, mestsilo op de es van Loon, juli 2020.