Drie generaties landkaartjes per jaar in unieke seizoensdimorfie

7 mei 2019

Door Hero Moorlag – Kleine vlinders met opvallend oranje vleugels. De hele winter zaten ze veilig verborgen in hun pop. Afhankelijk van de temperatuur in het voorjaar kruipen de eerste landkaartjes eind maart al uit de poppen. Nooit massaal, zoals klein koolwitje en klein geaderd witje. Ook niet in de aantallen van de citroenvlinder, die altijd de eerste wil zijn, eind februari op beschutte warme plekken in de achtertuin. Maar toen op de plotseling extreem warme dagen van april de eerste pinksterbloemen gingen bloeien en daarop oranjetipjes verschenen, zag je hier en daar ook een landkaartje zonnend op een blad…

Een kleine vlinder met vleugels die overwegend oranje zijn met zwarte vlekken. Tussen 2000 en 2010 constateerde Vlinderstichting Nederland een duidelijke achteruitgang van het landkaartje. De laatste vijf jaar zit dit brandnetelvlindertje weer enigszins in de lift.

Vijf brandnetelvlinders

Blijf eens staan bij een zonnend landkaartje en wacht tot hij de vleugels sluit. Let op de onderkant van de vleugels. Met enige fantasie zie je een landkaart, een mozaïek van perceeltjes land doorsneden met wegen en riviertjes. De kleuren van de landpatronen zijn donker oranje, roodachtig en geel, wegen en riviertjes licht van kleur. De naam van het vlindertje wordt duidelijk. Hij opent zijn vleugels weer en laat het zwarte lijfje zien met dwarse witte strepen. Prachtig vlindertje. In het voorjaar peuren landkaartjes uit allerlei bloemen nectar. Ze verzamelen energie, want de paring staat voor de deur. De grote brandnetel is voor het landkaartje onmisbaar. Hij is een van de vijf brandnetelvlinders, samen met kleine vos, dagpauwoog, gehakkelde aurelia en atalanta. De eitjes worden op deze waardplant afgezet. De zwarte rupsen eten brandnetels kaal, zijn in juni volgroeid en verpoppen zich. Alle brandnetelvlinders produceren een tweede generatie, alleen je kunt het verschil met de eerste generatie nauwelijks zien. Dat is bij het landkaartje anders en zelfs uniek.

Seizoensdimorfie

Dimorf is een uit het Frans afkomstig leenwoord en betekent tweevormig. Seksuele dimorfie komt in de natuur heel veel voor. Een reebok heeft een gewei, een reegeit niet. Het vrouwtje van een mus of merel verschilt in kleur van het mannetje. Soms is er geen verschil. Mannetje en vrouwtje van de putter lijken precies op elkaar. Nou het landkaartje. Begin juli komt uit de poppen de tweede generatie vlinders. Deze zijn zwart met een witte baan over de vier vleugels. Het enige oranje zie je in streepjes op de onderrand van de vleugels. Deze zomergeneratie lijkt wat kleur betreft niet op de voorjaarsgeneratie. Maar let ook bij deze generatie eens op de onderkant van de vleugels. Je ziet hetzefde patroon, een landkaart. Het verschijnsel van twee vormen (of kleuren) binnen één seizoen wordt wel seizoensdimorfie genoemd.

Het wordt nog gekker. Door klimaatverandering krijgt het landkaartje de laatste vijftien jaar een derde generatie in september. Deze generatie is ook zwart. Sommige onderzoekers beweren dat, afhankelijk van de duur van warm weer in de herfst, het landkaartje een vierde generatie produceert. Het gaat best goed met het landkaartje, in tegenstelling tot boerenlandvlinders die zo massaal in aantal zijn achteruitgegaan. Vlinderdeskundige John Feltwell zei in 1986: ‘Geen ander dier is meer karakteristiek voor de gezondheid van het milieu dan een vlinder.’ Er moet de komende jaren veel gebeuren in het Drentse boerenlandmilieu om alle bedreigde vlindersoorten terug te krijgen. Hopelijk blijft de trend voor het landkaartje, enige vooruitgang, zich voortzetten.