Ode aan het bos

2 december 2020

Ode aan het bos

Door Natuurspotter Jan van Ginkel

In de bijna veertig jaar dat ik door de boswachterijen dwaal, zijn deze stukken interessanter geworden, daarom: Ode aan het bos. Het ouder worden van de bomen en de rijping van de bodem dragen sterk bij aan de groeiende veelsoortigheid. En aan de sfeer die hier en daar doet denken aan nieuwe wildernis!

Ik voel me dan ook steeds meer thuis in het bos, al zijn de delen die nog monotoon getuigen van het denken in kubieke meters hout. Maar al met al bieden de bossen voedsel, veiligheid en ruimte voor een vrolijk bestaan van grote grazers (ik denk al aan bizons…) en rommelkonten als wilde zwijnen.

Een bos met beuken

Op een gegeven moment zijn we vooral bezig gegaan met het opsporen van paddenstoelen op beuken. De aanleiding daarvoor was de opvallende rijkdom aan onder meer (groene en witte knol)amanieten en rode en gele russula’s aan de randen van het beukenbos en in de beukenlanen.

Onze speurtochten leverden onder meer een fraaie prent op van de Reuzenzwam, groeiend aan de voet van een oude weinig vitale boom aan de bosrand. De zwam kan een omvang krijgen van een flink aantal decimeters en bestaat dan uit een reeks lobben boven en naast elkaar. De reuzenzwam is een agressieve parasiet, doodt zijn gastheer snel en leeft enige tijd door in het dode hout.

Een andere algemene en opvallende zwam op voornamelijk beuk is de Witte bultzwam. Deze in en in witte, dikke ‘elfenbank’ komt voor op dikke stammen en takken, meestal liggend maar ook, zoals op de foto, op nog staande stammen. Bij het ouder worden gaat de kleur over in grauw grijs met een groene aanslag van algen. Wat de foto niet duidelijk laat zien is het vaak bultige oppervlak van de hoeden. De zwam is het hele jaar door te zien.

Wat betreft grootte valt het Waaiertje in het niet bij de bultzwammen. Doordat ze vaak in massa’s op liggende stammen voorkomen, valt deze vrij algemene zwam toch op. Vooral het donzige oppervlak van de schelpvormige hoedjes doet het goed op de foto. Het vachtje is tevens het belangrijkste onderscheid met andere kleine, witte schelpachtige zwammen die tot de oorzwammetjes behoren.

Als laatste in de reeks van witte-zwammen-op-beuk twee impressies van de Porseleinzwam. Zijn naam is heel goed gekozen: de hoedjes zijn van porselein, ze hebben dezelfde glans en lijken even teer. Jonge vruchtlichamen vertonen soms grijstinten en kunnen zelfs bruin zijn. Bundels porseleinzwammen komen voor op wondplekken tot hoog in de beukenbomen, maar je vindt ze ook op dood hout dat op de grond ligt. De auteurs van de Ecologische Atlas van Paddenstoelen in Drenthe schrijven dat deze ondanks zijn parasitaire karakter geliefde zwam in Drenthe vrij zeldzaam is. In andere handboeken verklaart men hem tot algemeen voorkomend op de zandgronden. Oude beuken komen in onze provincie relatief weinig voor, maar in de boswachterijen komt het bestand ondertussen op oudere leeftijd waarvan zwammen dankbaar gebruik maken.In een vorige blog schreef ik al eens over de waarde van ouder wordende sparrenbossen. Onze speurtochten hebben ook daar aardige verrassingen opgeleverd. Hiernaast een foto van de Roodgerande houtzwam. Je zou denken dat het net heeft geregend en er een rand van regendruppels aan de hoed hangt. Dit vocht komt echter uit de zwam zelf. In dit vak fijnsparren was zeker zeventig procent van de bomen dood en troffen we heel wat stammen aan met om de bosbouw van vreugde huilende houtzwammen.

Tot besluit en om in decembersfeer te komen, laat ik de foto zien die ik begin jaren tachtig op het Westeinde bij Dwingeloo heb gemaakt. De laatste tijd gaat veel aandacht uit naar het planten van miljoenen bomen om de klimaatcrisis het hoofd te bieden. Tegelijkertijd wordt elke boom die in de weg staat maar al te gemakkelijk gekapt. Daarbij gaat het vaak om oude, onbetaalbare knapen. Ik kan slecht tegen dubbelhartigheid, zie het begin van deze blog.

Daardoor had ik ook grote moeite om een bijdrage te maken voor de wedstrijd van het Drents Museum en Het Drentse Landschap om een ode aan Drenthe te schrijven (kader: de tentoonstelling Barbizon van het Noorden, begin 2020). Mijn ode werd een sonnet voor al die eiken, kastanjes, beuken etc. die, veelal om triviale redenen, het veld hebben moeten ruimen voor onze activiteiten.

Oude eik

Hulde aan de oude eik.

In geboomte en gebinten

is hij stoerder dan de dikste flinten,

een steunpilaar van Wodans rijk.

Geen boom is aan de eik gelijk.

Hang zijn kroon vol erelinten,

highfive met de reus die jou bemint en

voel je veilig binnen zijn bereik.

Buren komen jouw boomdroom verstoren.

Gesteund door het maatschappelijk regelwoud,

leent overheid aan boomhaters haar oren.

Zijn leven laat de kettingzagers koud,

jouw bar bijzondere eik gaat voorgoed verloren.

Hij levert op zijn best nog timmerhout.

Ook die wedstrijd heb ik niet gewonnen, maar ik geef de strijd voor een mooier Drenthe met een integer beleid voor natuur en landschap nog niet op.

Orvelte, 25 november 2020

Jan van Ginkel