Vogelpijn: het Korhoen

6 april 2018

Door Bert Dijkstra

Net als in Drenthe leeft de druk op de biodiversiteit in het agrarisch gebied ook in Friesland sterk.  Het verdriet over het verdwijnen van biodiversiteit wordt daar verwoord door de term landschapspijn, Jantien de Boer schreef daar een prachtig boek over.  De pijn staat symbool voor een scherp gevoel van weemoed en wordt in Friesland al snel gekoppeld aan de Keaning van de Greide (de grutto, de koning van de weide) en het daarbij behorende landschap. Zelf ben ik geboren in zuidoost Friesland en heb het verdwijnen van de Grutto aan den lijve mee gemaakt. Toch is er een vogel waar het verdwijnen me meer pijn heeft gedaan: het Korhoen. Ik ben net vroeg genoeg geboren om nog een glimp van deze onbeschrijflijk mooie vogel te hebben mogen opvangen. Ook al duurde het maar enkele jaren, ze hebben een onuitwisbare herinnering opgeleverd. Deze blog gaat over een enkele ervaringen die ik als kind heb opgedaan en over de tragiek omtrent deze vogel die nimmer terug zal keren…

Foto door: Martin Mollet

Koerend geluid

Op mijn negende verjaardag (maart 1979) kreeg ik van mij ouders een 7×50 verrekijker. Na jarenlang vogels te hebben beslopen om ze van dichtbij te kunnen bewonderen, kreeg ik nu het gemak aan mijn zijde. Met zo’n nieuwe kijker wil je natuurlijk wat zien, dus er op uit. In eerste instantie waren het de huis-, tuin- en keukensoorten, in april kwam daar verandering in. Tijdens een “eieren zoekochtend” van de plaatselijke vogelwacht aan de Vogelrijd te Fochteloo hing de kijker om mijn nek. “Een echte eierzoeker heeft geen kijker nodig”, grapte een oudere vogelwachter. Inderdaad was ik één van de weinigen die een kijker droeg, toch was ik blij dat ik hem mee had genomen. Vanaf de boerderij aan de Vogelrijd zocht een vrij grote groep “gastzoekers” de weilanden af naar weidevogelnesten. De nesten werden gemarkeerd met takken, zodat de boer ze kon ontzien tijdens het werk. In het gebied lagen zoveel nesten dat de percelen “ in  linie” systematisch werden afgezocht. Onervaren zoekers (veelal kinderen) liepen tussen de oude rotten in om zoekervaring op te doen. De percelen werden richting het Fochteloërveen afgewerkt. Halverwege werd de groep even een halt toegeroepen: “hoor je ze? riep iemand van de vogelwacht. In de verte hoorden we een zacht koerend/knorrend geluid. Het waren baltsende Korhanen!

Applaus

We liepen in de richting van de balstplaats aan de rand van het veen. De uiteindelijke bedoeling was dat we dit perceel ook af gingen zoeken. Bij het naderen van het perceel vlogen enkele hanen op. Ik had ze al vrij snel in de kijker. Sommige oude vogelwachters applaudisseerden bij het zien van de korhoenders. Het baltsperceel was toen al in bezit van Natuurmonumenten. Een vochtig perceel dat werd bemest met ruige stalmest. Het lag werkelijk bezaaid met kievitsnesten. Al snel kwamen de verhalen van de oude vogelwachters over de korhoenders los (zie ook verderop in deze blog). De eerste ontmoeting met het Korhoen was voor mij te vluchtig, ik besloot hier wat vaker te gaan kijken. In datzelfde voorjaar lukt het me om een groep van enkele hanen van redelijk dichtbij te bewonderen. Een onvergetelijke ervaring.  In een lichte buighouding liepen de hanen bolderend in het rond, de uitgespreide witte staart was op grote afstand zichtbaar. Aan de voorzijde van de staart hingen de donkere liervormige veren (waar de soort zijn wetenschappelijke naam Tetrao tetrix aan dankt) naar beneden.

Foto door: Joerg Mager

Vuur en insecten

Begin jaren tachtig van de vorig eeuw waren achteraf de jaren waarin het aftellen voor de Korhoenders in Drenthe en Friesland begonnen was. Het toenmalige IBN DLO (Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek) heeft met behulp van kleurringen en zenders hun laatste jaren goed gedocumenteerd. Als vogels kleurringen gaan dragen dan is er stront aan de knikker, neem dat maar van mij aan! In 1983 vond ik zo’n geringde onderzoeksvogel geplukt en wel, waarschijnlijk geslagen door een roofvogel. De ringen waren niet zo interessant, die prachtige liervormige staartveren gingen mee naar huis. Heb er nog altijd veel spijt van dat ik deze uiteindelijk bij een opruimactie heb weggegooid… Het is zeker niet zo dat de korhoenders het loodje hebben gelegd door de opkomst van predatoren, zoals wel eens wordt beweerd. Gebrek aan insecten voor kuikens, door gebruik van herbiciden en pesticiden, bleken de bottleneck te zijn. Enkele grote veenbranden begin jaren tachtig brachten uiteindelijk ook weinig goeds. We liepen als jongens na dergelijke branden (die meestal in april en begin mei woedden) altijd over de zwartgeblakerde vlakten op zoek naar resten van nesten en dieren.  Hierbij liepen we eenmaal een nest van het Korhoen tegen het lijf. De bovenkant van de eieren was zwartgeblakerd, aan de onderzijde was het oorspronkelijk beeld van de gespikkelde eieren nog intact.

Jacht

In de tijden waarin het Korhoen nog talrijk was, maakte deze onderdeel uit van het menu van de lokale bevolking. De oudere vogelwachters vertelden ons over jachtpartijen op korhoenders. In de wintermaanden was dat vrij eenvoudig. Korhoenders waren dan vaak in groepen te vinden in toppen van berkenbomen, waar ze zich voeden aan de knoppen die aan de takken zaten. In het Fochtleloërveen kon het gaan om groepen van honderden vogels werd verteld. De vogels werden opgejaagd, waarbij een klein deel werd geschoten. In 1954 gebeurde dit voor het laatst, de oogst van deze jacht is op de gevoelige plaat vastgelegd. Ook eieren waren in trek. Het Fochteloërveen was ooit erg rijk aan bodembroeders zoals korhoenders, (veen)patrijzen, wulpen, grutto’s en eenden. Door verveenders werden deze eieren gezocht, mijn vader vertelde me ooit dat men gedurende de pauze soms in korte tijd een halve emmer aan “bonte eieren” kon vinden. Stuk voor stuk verdwenen deze in de pan.

Heide als boerenland

Het succes en de ondergang van het Korhoen is voor een belangrijk deel onlosmakelijk verbonden met het verhaal van de heide. Heide is eigenlijk niets anders dan een oud boerengewas. In Drenthe was de heide een functioneel onderdeel van het agrarische esdorpenlandschap dat ergens rond de 9e eeuw is ontstaan. Heide kon ontstaan door een vorm van overexploitatie van de bodem als gevolg van intensief weiden met schapen en later door het winnen van plaggen. Zodoende konden grote open vlakten met soortenrijke heide ontstaan, grenzend aan graslanden en akkers die rijk aan insecten en kruiden waren. Voor het Korhoen de ideale omstandigheden om veilig te broeden, kuikens groot te brengen en om in de wintermaanden voldoende voedsel te vinden.  In de 19e eeuw werd ruim 55% van Drenthe met heide bedekt, er ontstonden de gouden tijden voor het Korhoen. De eerste kleinschalige ontginningen van de heide en hoogvenen, die gepaard gingen met aanleg van o.a boekweitakkertjes en de vermindering van schapenbegrazing vormden uiteindelijk de kers op de taart.  Het leverde meer voedsel op en grotere overlevingskansen van nesten. Op landelijke schaal bereikte het Korhoen rond 1940 een hoogtepunt in de populatie, mogelijk rond de 10.000 hanen. De eerste serieuze Drentse tellingen brachten rond 1950 een slordige 2000 paren aan het licht.

Teloorgang

De teloorgang van het Korhoen heeft zich in hoog tempo voltrokken, waarbij de basis werd gelegd in de ontginning van de omvangrijke heidevelden van Drenthe. De daarvoor in de plaats gekomen industriële landbouw, gebaseerd op gebruik van pesticiden en herbiciden, waren de dood in de pot. Dit werkte door in de gefragmenteerde resterende leefgebieden, die ook nog eens gebukt gingen onder toenemende recreatiedruk en verzuring. Bijkomend probleem van de fragmentatie werd de genetische verarming door gebrek aan uitwisseling tussen populaties. Ook klimaatveranderingen vergroten de overlevingskansen niet. De nog resterende populaties in West Europa hebben inmiddels te maken gekregen met warmere winters en nattere zomers, terwijl ze betere gedijen bij drogere zomers en kouder winters. Voor Drenthe maakt dit niet zoveel meer uit, hier werd op de Kraloërheide de laatste vogel in 1986 uitgezwaaid. 1984 staat te boek als het jaar waarop het Korhoen in het Fochteloërveen uitstierf. In 1990 heb ik voor het laatst in het wild korhoenders gezien en wel op de Sallandse Heuvelrug. Met een beetje geluk kun je ze daar nog zien, maar het zijn wel uitgezette exemplaren afkomstig uit Zweden. Deze uitzetacties zijn te beschouwen als een desperate poging om het Korhoen te behouden, overigens in een gebied waar een deel van de ecologische randvoorwaarden ontbreekt. Ook hier is er weinig perspectief voor de kuikens, de stikstofdepositie is simpelweg te hoog voor de benodigde vitale insectenpopulaties. Gebrek aan insecten dus,  iets waar de IBN-DLO in de vorige eeuw bij Fochteloo ook al tegen aanliepen…

Monument

De oudejaarsploeg Fochteloo schonk het dorp een prachtig monument ter herinnering aan de 1984 uitgestorven korhoenders. Af en toe kom ik nog in het dorpje Fochteloo, dan is er even die vogelpijn. Het monument staat op een prachtige centrale plek en houdt de herinnering aan het Korhoen springlevend. Van het achterliggende verhaal zullen de meeste mensen geen weet hebben. De communicatie omtrent het verdwijnen van de Grutto is wat dat betreft een stuk beter geregeld!

Mocht u ooit in de buurt komen, dan is een bezoekje aan het monument zeker de moeite waard. Aan de overzijde kunt u genieten van een kopje koffie bij Cafe ’t Korhoen.